3 december 2019

Een goed IHP is samen bedacht, en wordt ook steeds meer samen gefinancierd. Daarbij komt het grootste deel, vanuit de zorgplicht, voor rekening van de gemeente, maar wordt door de schoolbesturen ook steeds vaker een eigen bijdrage betaald. Bijvoorbeeld als er voor energieneutrale gebouwen wordt gekozen. Scholen hebben hier in de exploitatie immers profijt van.

Bij het opstellen van een IHP wordt rekening gehouden met de staat van het gebouw en de onderwijskundige behoefte. Het kan stedenbouwkundige en sociale ontwikkelingen integreren. Daarnaast is het een uitgelezen kans om aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen bij te dragen.

De problematieken en kansen in het onderwijs verschillen per gemeente en per regio. In de Randstad zijn weinig locaties beschikbaar, terwijl de leerlingenaantallen veelal toenemen. In krimpgebieden geldt het tegenovergestelde. Financiële posities van gemeenten en schoolbesturen lopen uiteen. Er zijn eenpitters en grote schoolbesturen met scholen in meerdere gemeenten. De aansluiting van de huisvestingsorganisatie bij de situatie vraagt dan ook om lokaal maatwerk.

Vanwege de gezamenlijke opgave en langetermijnaanpak, ontstaan steeds meer vormen om het investeringsplan voortvloeiend uit het IHP samen uit te voeren. Passend bij de Nederlandse polderende cultuur zijn in Nederland vele vormen en modellen van samenwerken en financieren van onderwijshuisvesting ontstaan. Daarbij wordt gezocht naar het beste model voor alle betrokkenen.

Enkele voorbeelden:

  • IHP ‘nieuwe stijl’: waarbij de investeringen voor de eerste 4 jaar vaststaan, met een doorkijk naar 16 jaar.
  • IHP met een vaststellingsovereenkomst waarbij de investeringen niet meer enkel een intentie zijn maar waarbij gemeente en schoolbesturen elkaar houden aan de geplande investeringen in het geplande tijdvak.
  • Fondsvorming: bij de toepassing van fondsvorming worden de middelen uit het gemeentefonds, die jaarlijks worden toegewezen op grond van onder meer het leerlingenaantal in de gemeente, geraamd voor onderwijshuisvesting en gereserveerd voor dat doel. Het fonds wordt formeel beheerd door de gemeente die in een overeengekomen overlegstructuur met de schoolbesturen op grond van overeenstemming beslist over de besteding van middelen. Veelal wordt de vorming van het fonds vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
  • Individuele doordecentralisatie met collectieve voorwaarden: naast de overeenstemming tussen de gemeente en het betreffende schoolbestuur is er eveneens overeenstemming tussen de schoolbesturen onderling die worden vastgelegd in de collectieve voorwaarden. Bijvoorbeeld afspraken over profielen, groei en krimp en mogelijke inzet van elkaars voorzieningen bij leerlingfluctuaties.
  • Federatief model: hierin worden het economisch eigendom en de projectfinancieringen per schoolbestuur geregeld; echter het geldverdeelmodel wordt gezamenlijk in het federatieve bestuur door de schoolbesturen beheerd. In deze samenwerkingsvorm worden - in analogie van fondsvorming - de middelen voor onderwijshuisvesting op gemeenteniveau (eventueel te splitsen naar sectoren PO, SO, VO) aan de federatie ter beschikking gesteld.
  • Coöperatiemodel: de uitvoering van de zorgplicht, de daarbij te ontvangen middelen en het eigendom van de onderwijsgebouwen worden overgedragen aan een coöperatieve vereniging. De coöperatie wordt aangestuurd door de leden, de deelnemende schoolbesturen.

De toekomstige vernieuwingsopgave vraagt om samenwerking. Kies daarbij samen een model dat bij de lokale situatie past.

Dit artikel is gepubliceerd in ons relatiemagazine 360°, themanummer 16, najaar 2019, ‘initiatiefrijk’.

Mireille Uhlenbusch is partner bij HEVO en gespecialiseerd in hoogwaardig strategisch advies. Mireille is altijd op zoek naar de verbinding tussen partijen en de wensen die hieruit voortkomen te vertalen naar concrete adviezen, waarbij de haalbaarheid in kaart wordt gebracht.

Meer weten?

Neem dan contact op met:

Bel me terug