CF109930.Jenny.1 groot.jpeg

Jannie Versluis-Duijzer

Op 31 mei 2023 opende Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Margriet woongebouw De Oranjehof in Leerdam. De nieuwe woonlocatie van zorgorganisatie Huis ter Leede is bedoeld voor bewoners met een intensieve zorgvraag, zoals mensen met dementie of mensen met een somatische ondersteuningsvraag. Een van de bewoners is Jannie Versluis (84). We praten samen met dochter Petra over haar bewogen leven, waarom ze in de Oranjehof woont en hoe het haar daar bevalt.

Ik word naar de gemeenschappelijke buurtkamer gebracht die hoort bij de woongroep waar Jannie woont. Ze zit aan een tafeltje een kopje koffie te drinken met nog een paar bewoners. Op de televisie zingt een koor geestelijke liederen, een paar bewoners neuriën de melodie vrolijk mee. “Ja, hij komt voor mij”, lacht Jannie. “Ik word geïnterviewd, samen met Petra, die komt er zo aan. Onze Greet kan er jammer genoeg niet bij zijn vandaag.” Als dochter Petra er is wandelen we naar het appartement dat gezellig is ingericht. “Waar gaan we het over hebben?”, vraagt Jannie. “Moet ik promotie maken over het huis?” “Nee”, zeg ik, “we gaan het over u hebben. Over uw leven. Wat er allemaal is gebeurd.” Dat onderwerp bevalt haar zichtbaar beter.

Zullen we maar gewoon bij het begin beginnen? Waar bent u geboren?
“Ik ben geboren in Schelluinen, bij Gorinchem, op de boerderij. Mijn moeder overleed toen ik drie jaar was. Dat was vlak na de geboorte van mijn broertje. Hij had TBC en mijn moeder ook. Ze hebben het allebei niet overleefd. Ik kan me nog vaag herinneren dat ze ziek was. Ze lag daar eenzaam en alleen. Samen met het jongste broertje waren we met zes kinderen. We bleven dus samen met mijn vader en vijf kinderen over. Hij was er eigenlijk nooit. We hadden zo’n twintig koeien die hij samen met mijn oom molk. We hadden ook paarden, voor het werk. Mijn vader hield niet van varkens en kippen. ‘Die schijten alles onder’ zei hij altijd. Dat soort dingen vergeet je niet. De kinderen moesten in het begin alles zelf doen. Mijn oudste zus nam de zorgtaak voor de jongere kinderen op zich. Dat was voor haar ook niet gemakkelijk achteraf gezien.” 
Het is niet moeilijk Jannie aan het praten te krijgen. Ze oogt helder, zittend in haar rolstoel aan de salontafel. Ze duikelt de ene na de andere herinnering op. Dochter Petra luistert geanimeerd mee en vult aan waar het geheugen even hapert.


“Opa ging toen toch op zoek naar een huishoudster?”
“Ja, het ging natuurlijk niet op die manier”, zegt Jannie, “met al die kinderen in huis. Hij trouwde met haar, maar ze had verzwegen dat ze MS had. Ze stortte al snel in en kon niets meer. Ze zijn wel getrouwd gebleven, maar ze is na een aantal jaren naar een inrichting gegaan. Ze is niet zo lang bij ons geweest. De oudsten moesten haar niet zo, maar voor mij was het toch mijn tweede grote verlies.”
Het blijft stil. Jannie zit met betraande ogen voor zich uit te staren. “Je neemt het altijd mee”, zegt ze na een tijdje. 

Op welke manier bepaalt zo’n ervaring je leven?
“Je wilt het anders voor je eigen kinderen. Daar ben je je heel bewust van. Als iemand tegen me zei: ‘dat moet ik even aan mijn moeder vragen’, deed dat al zeer. Dat heb ik zelf altijd heel erg gemist. Dat kwam ook omdat mijn vader altijd zei dat we het zelf maar uit moesten zoeken als we iets vroegen.”

We mochten niet samenwonen,
want mijn vader was van de kerk
jannie

Hoe lang heeft u nog op de boerderij gewoond?
“Tot m’n drieëntwintigste. Ik ontmoette mijn man bij mijn oudste zus op de boerderij. Joop was daar arbeider. Ik zag hem daar elke keer weer. Hij was sterk en stoer. Hij had veel power.” 

Jannie glundert als ze dit vertelt.

Daar viel u wel voor?

“Zeker weten! We gingen ’s zondags op de motor naar zijn moeder. Die kon heel goed eten koken. Toen we nog verkering hadden, hebben we een stukje grond gekocht in Kedichem om een huis op te bouwen. In 1962 zijn we getrouwd. We mochten niet samenwonen, want mijn vader was van de kerk. Hij was ouderling en diaken. Wij moesten altijd in de vierde kerkbank zitten. Als je niet stil zat, kreeg je het thuis te horen. We hebben veertig jaar in dat huis gewoond. Onze oudste dochter Greet is er in 1965 geboren. Joop vond het jammer dat het een meisje was. Hij wilde graag een jongen. Dan moet je het nog een keer proberen, zei ik. Toen Petra in 1972 geboren werd zei hij: ‘dan maak ik er een jongen van’. 

“Dat heeft hij wel geprobeerd”, lacht Petra. 

“Joop werkte op de glasfabriek in Leerdam. Het was zijn diepste wens om zelf boer te worden. Dat zat hem in het bloed. Hij kocht een neusmaaier om de dijken langs de Linge te maaien en hielp bij m’n zwager op de boerderij. Hij was nooit thuis. Voor mij waren mijn beide dochters heel belangrijk. Ik was er altijd voor ze. Ik ben ook trots op ze. Petra werd kampioen met paardrijden en moest voor komen rijden en toen klonk het Wilhelmus. Foei, foei, foei, toen zat ik te janken op de tribune.”
 

“Joop heeft z’n droom om boer te worden altijd nagejaagd. We kochten een schuur en een stukje land en gingen koeien melken en paarden houden. Ik deed de boekhouding, maar molk zelf ook mee. Met de hand.”

Jannie laat trots haar brede polsen zien.

“We waren ook goed met paarden. We gingen ermee fokken en dat leverde mooie paarden op. We gingen ermee naar de hengstenkeuring en hebben een paar keer een goed gekeurde hengst gehad. We waren toen wel bekend in dat wereldje. Wel mooi!”

“Joop kreeg een hersenbloeding in 2002. Hij moest het rustiger aan gaan doen. Hij bleef wel een beetje trekker rijden, maar hij werd wel wat neerslachtiger. In 2005 kreeg hij prostaatkanker. Dat is een ellende hoor! We mochten er van Joop met niemand over praten. Hij wilde geen patiënt zijn. Voor ons was dat moeilijk.”

“In 2007 kreeg Joop voor de tweede keer een hersenbloeding en raakte aan een kant verlamd. Foei wat een ellende. Hij moest toen naar Lingesteyn in Leerdam. Het kon niet anders. Toen ik in 2008 zelf borstkanker kreeg, hoefde ik er niet lang over na te denken. Hup, die borst eraf. Ik wilde nog even leven. Ik ging elke dag naar hem toe. Maar Joop was alles geworden wat hij niet wilde zijn. Het ging echt heel slecht met hem, maar hij wilde niet sterven. Hij durfde ons niet los te laten. Op een gegeven moment zijn de twee meiden ieder aan een kant van hem gaan liggen en hebben gezegd: ‘pappa, ga maar. Het is mooi geweest’. Dat vergeet ik ook nooit meer.”

“Ik was gek op mijn vader”, zegt Petra.

Janny vertelt verder. “Ik heb daarna nog wel wat leuke dingen gedaan. Een hele mooie reis naar Israël. We zijn naar allemaal plekken uit de Bijbel geweest. Ik heb een wensbriefje in de klaagmuur gestopt en in de Dode Zee gelegen. Joop had niks met de kerk. Hij kwam uit een rood arbeidersnest. Maar ik wel. Ik ben altijd gelovig gebleven.”

Alles staat hier precies zoals ik
het ook in mijn oude woning had
jannie

“Op een gegeven moment ging het niet meer alleen thuis. Ik werd bang, kon niet goed meer autorijden en ik werd wat eenzaam daar. Ik ben toen naar een aanleunwoning in Leerdam verhuisd, waar ik andere mensen kon ontmoeten en waar wat te doen was. Ik ben een mensenmens. Nadat ik corona heb gekregen, kon ik helemaal niks meer. Ik was zo ziek als een hond. Ik kon daarna ook niet meer lopen. Ik moest toen naar het verpleeghuis. In het oude Huis ter Leede had ik een heel klein kamertje waar geen persoonlijke spulletjes konden staan. Het was een kamer met een bed. Gelukkig hebben mijn kinderen al mijn spullen bewaard, want toen ik hiernaartoe verhuisde, kon ik mijn eigen woning weer inrichten. Alles staat hier precies zoals ik dat ook in mijn oude woning had. Ik zit hier helemaal naar m’n zin.”

“Toen ik hier kwam zei ik, hier wil ik niet meer weg. Ik vind het leuk om samen te eten. Ik ben veel in de buurtkamer. Kan ik een beetje beppen. Maar als ik bezoek heb, zitten we hier in mijn eigen appartement. Het is heel fijn dat ze ’s nachts nog even bij je komen kijken. Er zijn er ook wel die ruzie met elkaar maken hoor”, lacht Jannie. “Dat gaat echt over niks. Over lullige dingen. Dan zeg ik: stop daar nu eens mee. Ik geniet van de weekopening en de weeksluiting van de dominee. We hebben een bakclubje waar ik de recepten voorlees en ik ga op woensdag naar Petra op de boerderij. Dat is ook gezellig. Dan komt Nel, de ‘veekoopvrouw’ om over vroeger te praten.”

“Ja”, besluit Jannie. “Ik kan wel wat van m’n leven maken, maar ik heb wel altijd mijn moeder gemist. Je hebt geen voorbeeld. Je moest het zelf altijd maar uitzoeken.”

bekijk project
CF109906.Jenny.4 groot.jpeg

jannie met haar dochters greet en petra

Meer weten?

Neem dan contact op met:

Bel me terug