
Hoe zal ik het zeggen?
‘Zinnige zorg op de juiste plaats’ is momenteel een credo van verzekeraars. ‘Eigen kracht’ is het speerpunt van menig gemeentelijk WMO-beleid. Zorgorganisaties hebben ‘het behoud van het eigen leven daar waar dat kan’ hoog in het vaandel.
Het wordt uitgedragen in alle communicatiemiddelen die deze organisaties inzetten en er wordt, vooral door managers en beleidsmakers, onderling ook zo over gesproken. Maar werkt het nu ook zo in de dagelijkse praktijk van de mensen die het betreft? Naast alle lovenswaardige nieuwe kernwaarden en speerpunten voor nieuw beleid van de verschillende organisaties zijn het oude vakjargon en de systeemtaal ook nog een vanzelfsprekendheid. Daarin is allesbehalve sprake van een ‘gelijkwaardige dialoog’ tussen degene met een zorgvraag en de organisaties die deze zorg bieden. Zelfs in de dagelijkse media en ook in de landelijke politiek wordt de taal van de instituties volop gebruikt. Hiermee lijkt er een schijn-werkelijkheid te ontstaan. Als dit zo is begrijpen we elkaar dan nog wel?
Zo wordt op het NOS journaal nog consequent over dementerende ouderen of zelfs bejaarden
gesproken. Alsof je je ziekte bent geworden en ondergebracht bent in een homogene doelgroep
waarmee je persoonlijke identiteit is komen te vervallen.
In de landelijke politiek en ook daarbuiten gaat het nog volop over ‘de handen aan het bed’, die heb ik
nooit begrepen. Ben ik dan als mens bedvulling? Zorgorganisaties geven vaak hun omvang van de
organisatie aan in bedden, plekken of plaatsen. Ik zoek een plek of plaats voor mijn hond kan ik nog
volgen maar voor mijn moeder of mijn man? En mensen zitten of verblijven in een verpleeghuis in
plaats van er te wonen, dan de term verpleeghuis nog daargelaten. Dit nog los van alle
afkortingen en systeemduidingen als ZZP’s, VPT’s en andere duidingen die vanuit financiën aangeven
wat er voor je geregeld kan worden. Terwijl de reden van je zorgvraag ook vaak medische afkortingen
kent, zonder onderscheid des persoons. Oude systeemtaal tegenover nieuwerwetse beleidstaal: de
casemanager dementie, is mijn leven een case geworden? Of cliëntreizen, wat houdt toch het woord
cliënt eigenlijk in en waarom ben ik opeens op reis? Ik vraag me met regelmaat af of het niet wat zou
zijn om zowel de ouderwetse systeemtaal als de nieuwerwetse beleidstaal beide achterwege te
laten? Ze staan mijns inziens allebei het echte gesprek in de weg.
Zou het niet beter zijn als we oprecht aan de ander vragen hoe het er mee is? De mensen weer als
mensen zien en benoemen. Dus laten we het hebben over mensen met dementie in plaats van
dementerenden. Laten we het niet hebben over doelgroepen met ziekte of zorgorganisatie
gerelateerde afkortingen, maar over inwoners van een stad, dorp wijk of buurt. Laten we, als
betrokken professionals vooral vragen waarbij iemand ondersteuning nodig denkt te hebben en
waarom deze ondersteuning zo belangrijk is in het leven van degene die het betreft. Wat heeft iemand
zelf voor ogen, hoe en waarmee kan hiermee de eigen manier van leven kan worden ingevuld. En hoe
en waarmee we dit met elkaar kunnen regelen en wat we daarover af kunnen spreken? Dan wordt het
maatwerk, wederzijds! Daarbij ook met elkaar wetende dat niet alle vraagstukken des levens zomaar
op te lossen zijn. Sterker nog dat we ze ook voor een deel moeten accepteren, maar dat oprechte
belangstelling van mens tot mens wel de beste basis is om deze vraagstukken samen op te pakken.