15 januari 2024

Het bundelen van scholen en andere organisaties in één gebouw biedt tal van voordelen. Terwijl dit in het primair onderwijs al steeds meer vorm krijgt in integrale kindcentra, neemt ook de samenwerking in het voortgezet onderwijs toe. Soms beperkt de samenwerking zich niet tot alleen scholen en kinderopvang, maar doen ook bijvoorbeeld zorgpartners mee. Ondanks alle voordelen blijkt samenwerken in één gebouw in de praktijk ook lastig. Hoe regel je bijvoorbeeld het beheer als meerdere schoolorganisaties samen in één gebouw zitten en/of als het gebouw ook wordt gebruikt door partijen van buiten? We vroegen drie schoolbestuurders naar hun ervaringen en legden hen een aantal stellingen voor.

Noodzakelijk

Zeker in krimpregio’s aan de randen van ons land is samenwerking met andere scholen noodzakelijk om het eigen voortbestaan en goed onderwijs te blijven garanderen.

Keller: ‘Klopt, maar dit speelt niet in onze regio. In de Hoeksche Waard is sprake van een lichte groei van zowel de bevolking als het aantal leerlingen. Er zijn bij ons andere redenen om samen te werken. Samenwerken in één gebouw wordt vaak gestimuleerd door de gemeente. Als de basis­scholen van twee stichtingen toe zijn aan nieuwbouw, is het voor de gemeente kosten­besparend om er één project van te maken.’

Reinders: ‘Onze campus is gebouwd in het kader van de versterkings­operatie van school­gebouwen in het aardbevings­gebied. Onze drie gebouwen en dat van mbo Noorderpoort waren niet aardbevingsbestendig. Bij de nieuwbouw hebben we gekozen voor samenwerking, voornamelijk als antwoord op de krimp. We zijn van 30.000 m² teruggegaan naar 17.000 m². Dat moest ook; het aantal leerlingen is sinds 2011 gedaald van 2.500 naar 1.700.’

Weustenraad: ‘Onze visie was inderdaad dat drie afzonderlijke vmbo-scholen in een krimpende markt niet in staat zouden zijn om een volledig vmbo-aanbod in de lucht te houden. En dat we dus naar één school moesten gaan, om het beste onderwijs te blijven garanderen voor onze leerlingen in Almelo. En om voldoende goed opgeleide jongeren te kunnen blijven leveren aan het regionale bedrijfsleven. Overigens vind ik dat samenwerking niet alleen voorbehouden moet zijn aan krimpgebieden. Ook in de Randstad kan dat heel nuttig zijn, zeker waar door de aanwezigheid van te veel scholen concurrentie ontstaat.’

Voordelen

Samenwerken in één gebouw biedt veel voordelen en is daarom heel verstandig. Het is duurzamer (door het intensiever gebruik van maatschappelijk vastgoed), goedkoper en bevordert kennisdeling, innovatie en creativiteit.

Reinders: ‘Duurzaam en goedkoper is het zeker. De sportvoorzieningen van vier scholen en twee sportzalen van de gemeente zijn nu vervangen door één sportcomplex, dat in de avonduren wordt gebruikt door verenigingen. De campus bestaat uit een cirkelvormig gemeen­schappelijk middendeel waar iedereen elkaar ontmoet, met daaromheen zes vleugels voor de vier scholen, de sport­voorzieningen en Kunst & Science. Deze laatste is een relatief dure voorziening die nu door alle scholen wordt gebruikt. Dat bevordert zeker innovaties. Docenten van de verschillende scholen hebben hier het vak Jong Ondernemen opgezet. Dat heeft onder meer geleid tot een bedrijfje waarin leerlingen hoody’s en T-shirts bedrukken. Leerlingen van het havo/vwo maakten het bedrijfsmodel; die van het praktijkonderwijs doen het praktische werk.’

Weustenraad: ‘Eens. Samen bereik je meer dan wat je individueel kunt bereiken. Maar het gebouw is hierin volgend en niet leidend. De voordelen ontstaan niet vanuit het gebouw, maar vanuit de visie op samenwerking. Die leidt er bij ons toe dat de drie scholen in ons gebouw zijn geïntegreerd. Alles loopt door elkaar heen en in de bovenbouw zitten de leerlingen van de drie scholen in gezamen­lijke klassen. Aan de achterkant zitten wel drie besturen, maar aan de voorkant zie je maar één school.’ 

Keller: ‘Die voordelen ontstaan alleen als de betrokken school­organisaties een duidelijke visie hebben om samen te werken. Alles begint met een visie. En het moet passen bij de doelgroep en/of bijdragen aan het tot stand brengen van een doorgaande leerlijn. Daarom werken wij in vijf gezamen­lijke basisschool­gebouwen samen met kinder­opvang, en is in ons gezamenlijke gebouw voor speciaal basisonderwijs een zorgpartner ingetrokken.’

Gedoe

Samenwerken in één gebouw levert veel gedoe op in het beheer en de exploitatie.

Weustenraad: ‘Er kan inderdaad gedoe ontstaan. Wij hebben dat opgelost door het beheer van het gebouw onder te brengen in een aparte stichting. Iedere school legt daar een bedrag in naar rato van het aantal leerlingen. De drie besturen zijn in de stichting vertegenwoordigd en zo zijn we samen verantwoordelijk.’

Keller: ‘Er ontstaat vooral gedoe als van de scholen in een gebouw de ene groeit en de andere niet of minder. Blijf je dan bijvoorbeeld de kosten op dezelfde manier verdelen? Wij werken nu aan constructies met een Vereniging van Eigenaren per gebouw, met heldere afspraken, een gezamenlijk meerjarenonderhoudsplan en er is een externe partij die de regie voert. Zo’n constructie ontzorgt en bevordert dat een schooldirecteur zich alleen met onderwijs bezig hoeft te houden. Los daarvan ben je pas echt van het gedoe af als je er één school van maakt.’

Reinders: ‘Tussen de scholen onderling is er weinig gedoe. De Stichting VO Eemsdelta is eigenaar van de campus en heeft een huurovereenkomst met mbo Noorderpoort. De stichting verhuurt een vast deel en er is een flexibele schil van gedeelde ruimten. Over dat laatste zijn goede afspraken gemaakt. Lastig is wel het gebruik van de sportvoorzieningen in de avonduren. Hoe regel je bijvoorbeeld het sleutelbeheer, het toezicht en de schoonmaak? We hebben daar nog geen goede constructie voor gevonden. Het exploiteren van een campus behoort ook niet tot de corebusiness van een school.’

Identiteit

Het is lastig om in een gezamenlijk gebouw als school je eigen identiteit te behouden.

Keller: ‘Dat is in onze gezamenlijke gebouwen geen groot thema. Ik ben ervan overtuigd dat, als je vanuit een duidelijke visie goed samenwerkt, dit geen probleem hoeft op te leveren.’

Reinders: ‘In onze campus was dat door de opzet van het gebouw makkelijk op te lossen. Mbo Noorderpoort heeft haar vleugel in de eigen huisstijl kunnen ontwerpen. En de drie scholen van VO Eemsdelta hebben bij de bewegwijzering en benummering in hun vleugels de eigen kleuren kunnen toepassen.’ 

Weustenraad: ‘Omdat we als één school zijn opgezet, speelt dit bij ons nauwelijks een rol. Desondanks hebben we een identiteits­commissie ingesteld die zich hier regelmatig over buigt.’

Inclusiviteit

Samenwerken in één gebouw bevordert de inclusiviteit van het onderwijs.

Reinders: ‘De opzet van de campus is bewust zo ontworpen om niet alleen de samenwerking tussen de scholen, maar ook de kansen­gelijkheid tussen leerlingen te bevorderen. Normaal ontwikkelen leerlingen van bijvoorbeeld havo/vwo en vmbo zich in geheel eigen bubbels. Hier komen ze elkaar de hele dag tegen. Alleen dat al bevordert de inclusiviteit.’

Weustenraad: ‘Het gaat hier niet om de integratie van verschillende scholen, maar van drie vmbo-scholen. Wel beschikken wij nu over een gebouw met meer mogelijkheden om ook kinderen te ontvangen die meer aandacht nodig hebben. Daarvoor zoeken we ook de samenwerking met het speciaal onderwijs. Maar dat begint bij de wil om dat te doen, niet bij het gebouw.’

Keller: ‘Echte inclusiviteit ontstaat pas als je regulier en speciaal basisonderwijs zou integreren. Dat is in de Hoeksche Waard nog niet aan de orde. Ook hier begint het echter met een visie van de betrokken schoolbesturen. Ik vraag me wel af hoe de ouders op zo’n integratie zouden reageren. Ook zij moeten zich achter de visie scharen. Dat maakt het tot een complexe uitdaging.’

Ook in bestaande bouw?

Een echte goede samen­werking lukt alleen door samen een nieuw gebouw te betrekken. Bestaande gebouwen leggen te veel beperkingen op.

Weustenraad: ‘Wij bewijzen dat het kan in een bestaand gebouw. Maar de samenwerking begint bij de visie van besturen. Wij gaan ook op andere gebieden samenwerken met partners, ook als we daarmee niet in één gebouw zitten. Wat ik al eerder zei: een gebouw is volgend, niet leidend.’

Keller: ‘Daar sluit ik me bij aan. Het kan ook in bestaande gebouwen. Twee zaken zijn dan wel cruciaal: het bestaande gebouw moet ontmoeting mogelijk maken en veiligheid bieden. Dat laatste geldt met name voor kinderen met een speciale zorgvraag of een beperking. Het komt er uiteindelijk op neer of jouw visie past in een gebouw, en wat het kost om het gebouw daarop aan te passen.’

Reinders: ‘In ons geval is het antwoord simpel. Om aardbevingsbestendig te worden en als antwoord op de krimp was nieuwbouw de enige optie. Los daarvan hadden wij onze ambities voor kansengelijkheid en samenwerking nooit in een bestaand gebouw kunnen realiseren. Bij nieuwbouw is het overigens niet voldoende om alleen maar samen in één gebouw te gaan zitten. Je moet wel echt willen samenwerken.’

Samenwerking moet niet alleen voorbehouden zijn aan krimpgebieden. Hans Weustenraad
Hans Weustenraad is voorzitter van het College van Bestuur van de openbare scholen­gemeenschap voor voortgezet onderwijs Het Erasmus in Almelo. De vmbo-school van Het Erasmus werkt sinds dit jaar samen met de vmbo-scholen van de stichtingen Het Noordik (protestants-christelijk) en Pius X (katholiek) in het Alma College. Dit gebeurt vanuit één van de al bestaande schoolgebouwen, dat samen met de gemeente en de drie besturen behoorlijk is verbouwd en vernieuwd.
Ad Keller is voorzitter van het College van Bestuur van Stichting De Hoeksche School. Deze openbare onderwijsinstelling in de gemeente Hoeksche Waard heeft twintig basisscholen, één school voor speciaal basisonderwijs en twee scholen voor voortgezet onderwijs. De school voor speciaal basisonderwijs zit met die van een protestants-christelijke onderwijs­instelling en zorg­organisatie Gemiva in één gebouw. In vijf andere schoolgebouwen zitten basisscholen van De Hoeksche School en de protestants-christelijke onderwijsinstelling onder één dak, met kinderopvang.
Je bent pas echt van het gedoe af als je er één school van maakt. Ad Keller
De opzet van de campus bevordert de kansengelijkheid. Klaas Reinders
Klaas Reinders is directeur Bouw en Beheer bij de Stichting Voortgezet Onderwijs Eemsdelta in Noordoost-Groningen. Dit jaar trokken drie scholen van deze stichting - havo/vwo, vmbo en praktijkonderwijs - samen in een nieuwe campus in Appingedam. Ook de mbo-instelling Noorderpoort zit in dit gebouw. De sport­voorzieningen van de campus zijn buiten schooltijden beschikbaar voor externe partijen.

REACTIE HEVO

In het (voortgezet) onderwijs zien we inspirerende voorbeelden van een succesvolle samenwerking binnen één gebouw of op een campus. Met diverse partners en om verschillende redenen wordt samengewerkt. De gezamenlijke visie op beter onderwijs is wat deze partners bindt. Het gebouw moet hierin faciliteren.

De scholen zoeken elkaars samenwerking op om een breder aanbod aan opleidingen te kunnen (blijven) aanbieden, te innoveren of personeel efficiënt te kunnen inzetten. Ook kan samenwerking dienen om de inclusiviteit te bevorderen, bijvoorbeeld door een Taalcentrum (ISK) bij een vmbo te plaatsen. Wij zien daarnaast samenwerkingen ontstaan tussen scholen en bedrijven, waarbij bedrijven zelfs in het schoolgebouw gevestigd zijn. Dit bevordert betekenisvol onderwijs, kennisuitwisseling en het delen van middelen.

Sportzalen zijn al decennialang een voorbeeld van dubbelgebruik; ze zijn niet alleen beschikbaar voor gymlessen, maar ook voor sportverenigingen in de avonden en weekenden. Bovendien ontstaan er steeds meer fysieke samenwerkingen tussen onderwijsinstellingen en cultuurinstellingen, zoals muziekscholen en bibliotheken. Door intensievere samenwerking tussen scholen en zorginstanties komt de leerling steeds meer centraal te staan, en is het vaak niet meer nodig voor leerlingen of personeel om het schoolgebouw te verlaten voor extra ondersteuning.

Samenwerking gaat niet vanzelf. Als je een gebouw deelt zijn er, naast een gezamenlijke visie op de samenwerking, ook praktische zaken die bij voorkeur vooraf goed geregeld moeten worden om onduidelijkheid en irritatie te voorkomen. Organisaties die willen samenwerken adviseren wij om het BeSeF®-traject te doorlopen, zodat er samenwerkingsafspraken worden gemaakt over Beheer, Eigendom, Samenwerking, Exploitatie en Financiering. Organisaties die deze zaken goed regelen, kunnen zich volledig concentreren op het bieden van kwalitatief hoogstaand onderwijs, in nauwe samenwerking met hun partners.

Relatiemagazine

Dit artikel is opgenomen in ons relatiemagazine 360°, najaar 2023.

Meer weten?

Neem dan contact op met:

Bel me terug