22 februari 2022

Regievraagstuk grote vervangingsopgave: vergeet het belang van scholen en schoolbesturen niet bij hun huisvesting.

Vlak voor het aantreden van het nieuwe kabinet kwam toenmalig demissionair minister Slob namens het Ministerie van OCW met een reactie op het in april 2021 aan de Tweede Kamer gepresenteerde IBO-rapport onderwijshuisvesting funderend onderwijs. Het IBO-rapport geeft een goed beeld van het functioneren van het huidige stelsel onderwijshuisvesting en de grote opgave die er voor ons ligt met betrekking tot de vernieuwing van de verouderde schoolgebouwen. Ook doet het IBO-rapport aanbevelingen hoe de hardnekkige knelpunten in het stelsel en de achterstand in de vernieuwing van de schoolgebouwen kunnen worden opgelost. Een reactie van de minister kon dan ook niet uitblijven.

Laat ik beginnen met benoemen dat de reactie van de demissionair minister recht doet aan de conclusies van het IBO-rapport, en het belang onderschrijft van kwalitatieve onderwijshuisvesting. Ook is het mooi dat in de reactie de omvang van de opgave wordt erkend, enerzijds vanwege de verouderde gebouwenvoorraad, en anderzijds vanuit de verduurzaming die nodig is met betrekking tot de klimaatopgave. En de extra investering die hiervoor nodig is, met verwijzing naar de berekeningen van HEVO voor de routekaart van PO-raad, VO-raad en VNG. Hiermee wordt eindelijk door het ministerie erkend dat er een flinke inhaalslag gemaakt moet worden, en dat daarvoor ook een stevige financiële impuls nodig is om dit mogelijk te maken. 

Andere aanbevelingen waar de voormalig minister in zijn reactie op ingaat hebben betrekking op de organisatie van de vernieuwingsopgave, waaronder:

  1. Versnelling door standaardisatie. 
  2. Het stroomlijnen en oormerken van budgetten en het creëren van eenduidige verantwoordelijkheden.

Beide aanbevelingen zijn zeer relevant, immers, om de grote vernieuwingsopgave die er ligt voortvarend te kunnen oppakken zal een en ander slim georganiseerd en gerealiseerd moeten worden. Aan de hand van goede voorbeelden van recent gebouwde en goed functionerende schoolgebouwen kunnen standaarden worden ontwikkeld die, uiteraard met voldoende maatwerk, op meerdere plekken kunnen worden uitgerold. 

De schoen begint te wringen bij het verlangen om ook de budgetten, regie en verantwoordelijkheden voor schoolgebouwen neer te leggen bij één partij, in het voorstel van de voormalig minister is dat de gemeente. De gemeenten krijgen zo de budgetten en de verantwoordelijkheden voor de bouw, verbouw, uitbreiding en het onderhoud van schoolgebouwen. Hiermee wordt weliswaar het huidige probleem van gesplitste verantwoordelijkheden en tegenstrijdige incentives opgelost. Nu zijn gemeenten namelijk verantwoordelijk voor investeringen in nieuwbouw en uitbreiding, en schoolbesturen voor onderhoud en exploitatie. Dit blijkt in de praktijk een integrale benadering in de weg te staan, en daarmee ook de voortvarendheid waarmee de venieuwingsopgave wordt aangepakt.

Echter, het simpelweg onderbrengen van alle budgetten en verantwoordelijkheden bij de gemeenten creëert het risico dat voorbijgegaan wordt aan het belang van de scholen en schoolbesturen, de daadwerkelijke gebruikers van de gebouwen. Ook gaat deze gedachte voorbij aan de ontwikkeling en professionalisering die schoolbesturen hebben doorgemaakt op het vlak van de materiële instandhouding, en daarmee aan de autonomie van de eindgebruiker van de schoolgebouwen. Daarnaast is algemeen bekend dat de laatste jaren de kennis op het gebied van onderwijshuisvesting bij gemeenten is afgenomen, waarmee zij in meer of mindere mate zijn toegerust voor de taken en verantwoordelijkheden. 

Regie is belangrijk, en het bundelen en oormerken van budgetten ook, om zo een snelle en kwalitatieve slag te maken in de vernieuwingsopgave. De huidige versnipperde verantwoordelijk­heden en versnipperde aanpak, waarbij op veel plekken ‘het wiel opnieuw wordt uitgevonden’ draagt hier niet aan bij. Om een huisvestingsportefeuille aan te pakken binnen een gemeente is daarom een goede programma-organisatie nodig, volgend op een goed strategisch IHP. Binnen deze programma-organisatie is samenwerking tussen de belanghebbende partijen, schoolbesturen én gemeente, cruciaal. Het bundelen van elkaars krachten, met respect voor ieders rol en verantwoordelijkheid, kan prima hand in hand gaan met een voortvarende en een in bepaalde mate gestandaardiseerde aanpak. 

De vernieuwingsopgave moet in het teken staan van het faciliteren van goed onderwijs door middel van toekomstbestendige, duurzame schoolgebouwen. Het belang van de eindgebruiker, de school, staat daarbij voorop!

HEVO begeleidt veel gemeenten in Nederland bij het opstellen van strategische Integrale Huisvestingsplannen (IHP’s). In vervolg hierop wordt HEVO steeds vaker gevraagd om gemeenten en schoolbesturen te ondersteunen met een uitvoerings­programma en het optuigen van een goede uitvoeringsorganisatie. Bundeling van krachten en gezamenlijke regie zijn hierbij het uitgangspunt. Vanuit de vele onderwijsgebouwen die HEVO jaarlijks ontwikkelt en realiseert, werkt HEVO ook aan een conceptuele aanpak, waarin technische standaardisatie met voldoende maatwerk het uitgangspunt is. Oplossingen die zich in de praktijk hebben bewezen voor de eindgebruikers, de scholen, worden hierin meegenomen. Omdat op deze manier duurzame technische keuzes sneller gemaakt kunnen worden, ontstaat er binnen het ontwerpproces meer tijd en ruimte om het gebouw nog beter af te stemmen op de gebruikersbehoeften. Het eindresultaat is beter maatwerk, en een schoolgebouw dat voor de school, de eindgebruiker, past als een jas! En dat is uiteindelijk ook wat het ministerie beoogt: het verbeteren van leerprestaties, kansengelijkheid, inclusiviteit en een gezonde en veilige leer- en werkomgeving voor iedere school én tegelijkertijd schoolgebouwen die bijdragen aan de klimaatopgave in de onderwijssector.

Meer weten?

Neem dan contact op met:

Bel me terug